- Na de les kunnen de kinderen de mythe van het Monster van Loch Ness vertellen.
Vorm
- De leerlingen kunnen afsnijding gebruiken om het monster dicht bij te laten lijken.
- De leerlingen kunnen het monster er eng uit laten zien.
Materiaal/techniek
- De kinderen kunnen gebruik maken van Oost-Indische inkt met een kroontjespen en ecoline met een kwast.
Beschouwing
- De kinderen kunnen vertellen hoe ze gebruik hebben gemaakt van de bovenstaande doelen.
Werkwijze
- De leerlingen tekenen het (enge) Monster van Loch Ness, zoals zij denken dat hij er uit ziet.
Onderzoek
- De leerlingen kunnen de verschillende technieken met de kroontjespen en de ecoline ontdekken en op een enge manier gebruik gaan maken van de afsnijding.
2. Lesopbouw
Introductie
Ik vertel de kinderen dat ik wel eens naar schotland op vakantie ben geweest bij een enorm meer, en dat ik lekker aan de kant zat te genieten van het uitzicht, toen ik ineens een groot monster zag. Dus ik heb daar natuurlijk een paar foto's van gemaakt en in een dia presentatie achter elkaar gezet. De laatste foto die ik laat zien is een foto van het monster van heel dichtbij. Kinderen zullen zich dan waarschijnlijk gaan afvragen hoe ik die foto van zo dichtbij heb kunnen maken. Ik leg ze dan vervolgens de mythe van het monster van Loch Ness uit.
Informatie
Ik leg de kinderen vervolgens uit dat we een ansichtkaart gaan maken met het monster van Loch Ness erop. Ik vertel met welke materialen we gaan werken en laat even kort zien hoe ze die moeten gebruiken. De kinderen kunnen dan om me heen staan om het beter te kunnen zien.
Instructie
Ik leg uit dat het monster er eng uit moet zien en dat ze daarbij gebruik moeten maken van afsnijding. Ik geef een paar korte voorbeelden van afsnijding, zodat ze begrijpen wat het betekend. Dan mogen ze gaan schetsen. Als hun schets af is mogen ze hun hand opsteken en dan kom ik bij ze langs. Als de schets aan alle randvoorwaarden voldoet krijgen ze het papiertje met de daarop voorgedrukte ansichtkaart en dan mogen ze het voor het echt gaan maken.
Afsluiting
Iedereen mag zijn eindwerk op de instructietafel leggen. Daarna mogen ze alles opruimen en schoonmaken. Ik vertel waar alle materialen horen te staan en vraag of ze weer om de instructietafel heen willen gaan staan als alles opgeruimd is. Daarna kijken we met z'n allen naar de eindwerken en vraag ik vragen zoals:
- In welk werk is heel goed gebruik gemaakt van afsnijding?
- Welk monster ziet er het engste uit?
- Welke ansichtkaarten lijken op elkaar en welke niet?
- In welke ansichtkaarten is goed gebruik gemaakt van de materialen?
Na de reflectie mogen de werken in het droogrek. Als deze niet aanwezig is mogen ze op de instructietafel blijven liggen, zodat ze kunnen drogen.
1. Ga op zoek naar de betekenis, vorm, klankaspecten en bepaal welke luisterstijlen gestimuleerd worden. Betekenis:
Dit lied gaat voor mij over het halen van een grote prestatie. Als ik het luister voel ik een zekere trots in mezelf, ook al lig ik languit op de bank niks te doen.
Vorm:
Er is geen refrein in dit lied. Wel is er veel variatie en op eerder voorgekomen delen uit het lied. In het midden van het lied is een groot accelerando; de muziek gaat er steeds sneller. Na dit accelerando gaat het weer veel langzamer, maar worden er veel snelle noten gespeeld, waardoor je denkt dat het alsnog heel snel gaat.
Klankaspecten:
Het lied begint rustig met vooral de lagere instrumenten. Verder in het lied komen er meer instrumenten bij, vooral uit het hoge register, en wordt het lied ook grootser. Het is door een symfonie orkest gespeeld.
Luisterstijl:
Zowel musicerend als creatief luisteren wordt gestimuleerd. Je luistert er musicerend naar, omdat er telkens een nieuwe laag instrumenten bijkomt en je dus kunt luisteren naar de nieuwe instrumenten terwijl je de instrumenten die al speelden niet uit het 'oog' verliest.
Je kan er ook creatief naar luisteren door het trotse gevoel dat je erbij krijgt. Waarom heb je dat gevoel nou? Waardoor komt het dat je je trots voelt? Hier kun je zelf een verhaal bij bedenken, waarbij het creatieve aspect naar voren komt.
2.Vraag je af hoe kinderen luisteren en wat je kinderen kunt laten ontdekken met dit muziekstuk.
Ik vraag me af of de kinderen ook een trots gevoel krijgen bij het luisteren van dit lied en of ze er ook al een verhaaltje bij maken in hun gedachten. Dit muziekstuk is gespeeld door een symfonieorkest. Er zijn niet veel kinderen die naar symfonieorkesten luisteren, dus ik kan ze vragen naar de instrumenten die ze horen en ze zo nodig een beetje aansturen.
3. Bepaal welke opdracht je wilt koppelen aan het stuk.
Ik heb zelf hierboven al meerdere malen de woorden gevoel en verhaaltje genoemd, dus ik zou daar dan ook een opdracht mee doen. Je laat de kinderen een verhaaltje schrijven waarin het gevoel dat ze voelen tijdens het luisteren duidelijk naar voren komt.
4. Beschrijf wat de kinderen doen.
De kinderen moeten eerst aandachtig naar het hele lied luisteren. Daarna mogen ze hun verhaaltje schrijven, terwijl het lied zachtjes op de achtergrond blijft spelen, zodat je zeker weet dat hun verhaal bij het lied blijft passen.
5. Kies een didactische werkvorm voor de activiteit.
Bespreek samen met de klas het lied na. Wat hebben ze gehoord? Wat hebben ze erbij gevoeld?
Dit doe je klassikaal. Daarna mogen ze alleen of in tweetallen aan het verhaal schrijven. Ik heb ervoor gekozen, omdat er ook leerlingen zijn die het heel moeilijk vinden om te beginnen met hun verhaal en zo de opdracht niet maken. In tweetallen kunnen ze elkaar dan op gang helpen.
6. Bekijk of je gebruik kan maken van coöperatief leren.
Ik denk dat dat mogelijk is bij deze opdracht. Er zijn altijd kinderen die moeite hebben om te beginnen, of kinderen die moeite hebben om hun gedachten te verwoorden. In tweetallen kunnen ze elkaar dan helpen en van elkaar leren. Ik wil de leerlingen echter ook de kans geven om zelfstandig te werken en hun fantasie de vrije loop te geven, omdat ik dat ook heel belangrijk vind. De leerlingen mogen dus zelf kiezen wat ze liever hebben.
7. Zorg voor een verrassende openingsopdracht.
Ik laat een plaatje zien van de jongste beklimmer van de Mount Everest, Ik vraag dan hoe ze denken dat deze jongen zich gevoeld zou hebben en welke muziek daarbij hoort. Daarna laat ik het lied horen en vraag ik of het bij hun gevoel aansluit.
8. Bepaal hoe je de opdracht wilt nabespreken.
Ik vraag of er kinderen zijn die hun verhaal aan de rest van de klas willen voorlezen. Zij kunnen dit dan doen. Daarna kun je als er ruimte voor is de verhalen ergens ophangen zodat iedereen ze kan lezen.
9. Laat, voor je in de praktijk aan de slag gaat, een willekeurig iemand dezelfde opdracht. Bespreek je bevindingen met de ander.
Ik heb een vriend van mij gevraagd of hij de opdracht wilde maken, en diezelfde dag nog stuurde hij dit verhaal terug:
Ik ben zo moe. Zo koud. Zo leeg. Ik ben er bijna, maar ik weet niet of ik door kan gaan. Ik zet een stap. En nog één. Nog éen. Ik moet door blijven gaan. Ik kan niet opgeven. Ik ben zo ver gekomen, ik MAG nu niet opgeven. Niet denken aan de koude, niet denken aan de pijn. Ik heb het gevoel dat ik elk moment op de grond kan zakken. Ik voel m’n voeten bebloed in m’n schoenen zitten. Ik moet denken aan het doel: de top. Ik blijf deze gedachte maar herhalen in mijn hoofd. Ik kijk over mijn schouder naar mijn vriend. Hij is afgezien van wat gekreun of gesteun doodstil. Ik weet dondersgoed dat hij het nog zwaarder moet hebben. Vanwege mijn verwondingen heb ik een deel van mijn bepakking aan hem moeten geven.
Het voelt alsof we maar tien meter per uur lopen. Wat als ik nou even rustig hier zou gaan liggen? Niemand zou het erg vinden. Vergeleken met het vooruitzicht van uren lopen, is de grond hemels. Ik zou het zo doen, als het niet voor mijn vriend was. Hij heeft mij nodig, net zo hard als ik hem.
Ik kom aan bij de top en ik plof neer in de sneeuw. Op dit moment maakt niks meer uit. Niet de pijn, niet de koude, niet de vermoeidheid. Voor een moment is het stil. Mijn brein is verward door de uitputting en de koude. Waar is mijn vriend?! Opeens heb ik weer al m’n energie terug en ik voel helemaal niks meer van de pijn en de koude. Ik ren naar de plek waar ik vandaan kom. Ik zie dat hij bijna aan de top is en ik pak zijn hand. Ik trek hem omhoog en we staan samen op de top. Ik bel de helikopter om ons op te halen. Wachtend op de helikopter bewonder ik het prachtige uitzicht. Het is zo mooi. Deels door de gure wind en deels door deze beloning, rolt er een traan over m’n wang. Het duurt niet lang voordat deze bevriest. Het maakt me allemaal niets meer uit, ik ben in extase. Ik sta op en schreeuw zo hard als ik kan. Ik heb het gehaald! Wat zal ik thuis wel niet te vertellen hebben!
Ik heb de schrijver gevraagd wat hij van de opdracht vond. Hij vond het wel leuk om te doen, maar hij was wel bang dat het niet was wat ik in gedachten had. Ik kan dat oplossen door van tevoren aan te geven dat alles goed is, zolang het maar bij je eigen beleving aansluit.
Ik heb hem ook gevraagd wat hij van het lied vond. Hij vond het een leuk nummer, het gaf een goede sfeer en dat kon je gelijk in je verhaal gebruiken. Hij had het lied ook op de achtergrond tijdens het schrijven en als hij was afgelopen speelde hij het opnieuw af.
10. Pas naar aanleiding van de bevindingen de opdracht aan.
Ik heb nog overlegt met die vriend, en het enige wat hij anders zou doen is nog van te voren melden dat het altijd goed is, zodat de leerlingen niet onzeker de opdracht in gaan. Voor de rest vond hij het een leuke en goede opdracht.
Ik heb voor deze opdracht een medestudent om feedback gevraagd. (Laura van Kouwen)
Zij vond de opdracht zelf leuk, maar vroeg zich af of het lied niet te spannend was en of ik niet beter een vrolijk lied had kunnen gebruiken. Ik heb haar uitgelegd dat een klein avontuurtje makkelijker is om te schrijven dan een vrolijk verhaaltje. Daar kon ze zich wel in vinden.
Voor muziek kregen we de opdracht om een grafische partituur te maken. Hierboven zie je mijn resultaat. Ik zal hem nu analyseren aan de hand van het KVB model.
Klank Toonhoogte:
De toonhoogte is bij alle regels hetzelfde, behalve bij de derde regel. Daar moet je eerst van laag naar hoog het geluid van de wind nadoen met je stem en vervolgens het geluid van een optrekkende auto. Je kunt aan de symbolen zien wanneer je met je stem omhoog moet en wanneer weer omlaag.
Toonduur:
Bij het klappen en het stampen is de toonduur hetzelfde, je kunt namelijk niet een klap aanhouden. Bij de derde regel kun je de toonduur echter duidelijker zien. Zo zie je bij de optrekkende auto namelijk dat het ene streepje langer is dan de andere. De langere streepjes duren dan ook langer dan de kortere.
Toonsterkte:
In de eerste en in de laatste regel is heel duidelijk toonsterkte te zien. De kleine symbolen houden in dat je zachtjes moet spelen en de grote symbolen houden in dat je heel sterk moet spelen. In de derde regel is de toonsterkte niet heel duidelijk te zien, maar moet het meer een automatisme zijn. Als je de wind bijvoorbeeld op 'woee' nadoet, dan merk je dat je, naarmate je hoger gaat, sterker gaat spelen.
Klankkleur:
Dit stuk wordt vooral met 'bodysounds' gemaakt; dit stuk doe je vooral met je eigen lichaam. Je moet bijvoorbeeld in je handen klappen of op de grond stampen. Ook moet je je stem gebruiken voor de wind, de auto en de trein.
Vorm Herhaling:
Er is herhaling aanwezig. Zo moet de eerste regel letterlijk twee keer gedaan worden. Ook op de tweede regel moet je na elkaar twee keer klappen en twee keer stampen en dat vervolgens nog een keer doen. Ook moet je twee keer achter elkaar het geluid van de wind maken. Er is dus veel herhaling aanwezig.
Contrast:
Ik heb gezorgd voor contrast door de eerste en de laatste regel zacht te laten beginnen, dan sterker te laten worden en dan weer zacht te eindigen. De middelste regels hebben dit niet en hebben maar één sterkte. Dit zorgt voor contrast.
Variatie:
De laatste regel is een variatie van de eerste regel. Je begint zachtjes, wordt steeds sterker en neemt dan weer af. Het geluid dat er bij gemaakt wordt is echter anders. Zo moet je bij de eerste regel klappen en bij de laatste regel het geluid van een trein nadoen.
Betekenis
Bij het maken van deze partituur had ik een druk treinstation in gedachten. Je hoort mensen langs komen, je hoort auto's vertrekken, de wind waaien en treinen aankomen. Dit is echter wat ik in gedachten had, maar iedereen heeft een eigen beeld bij een muziek stuk, dus het kan best zijn dat iemand anders iets anders hoort.
We kregen de opdracht om in tweetallen een mythologisch wezen te maken met karton. Het was de bedoeling dat we gebruik maakten van een ruimtelijke constructie. We mochten alleen karton en een mes gebruiken, dus een schaar of wat lijm konden we niet gebruiken. Desondanks kon ons eindresultaat vliegen!
Betekenis:
We hebben ons wezen gebaseerd op mythologische wezens en normale dieren. Zo heeft Dorkey (zo heet ons wezen) het schild van een schildpad, de kop van een minotaurus, de vin van een haai en de vinnen van een vis met de veren van een adelaar. We hebben Dorkey aan een touwtje opgehangen, omdat we duidelijk wilden maken dat hij ook daadwerkelijk kon vliegen.
Vorm:
We hebben de vinnen van Dorkey zo bewerkt dat het leek alsof het veren waren. Zo wilden we duidelijk maken dat hij zowel boven als onder water kon bewegen. Ook door zijn gestroomlijnde vorm is duidelijk dat hij zich makkelijk onderwater en in de lucht kan voortbewegen.
Ik heb al wel eens met deze materialen gewerkt, maar nog niet heel vaak, dus er zat voor mijn nog genoeg uitdaging bij. Ik vond het erg leuk om met deze materialen te werken, maar niet altijd even handig. Zo moest ik bij het uitsnijden van het karton met het stanleymes continu van plek veranderen om zo precies mogelijk te snijden. Het afbreek mesje heb ik eigenlijk nauwelijks gebruikt, alleen voor de veren.
Beschouwing:
We hebben ons laten inspireren door twee mythologische wezens: de minotaurus en de griffioen. De griffioen was ook een voorbeeld dat gegeven werd tijdens de uitleg, en het leek ons leuk om daar iets mee te doen. De minotaurus kwam pas als laatst in ons op. We hadden al de haai, de schildpad en de griffioen, maar we hadden nog geen wezen voor de kop. Na even zoeken kwamen we al snel op het idee dat ons wezen nog iets engs nodig had en zo kwamen we dus op de kop van een minotaurus.
Minotaurus
Griffioen
Werkwijze:
Nick en ik hadden allebei al eens met deze materialen gewerkt. Ik echter nog nooit met ruimtelijke constructies. Dit bleek gelukkig niet heel moeilijk te zijn, dus we konden makkelijk aan de slag. Het moeilijkste punt was het van te voren uitdenken. Ik ben iemand die liever doet dan denkt, maar het was hier wel belangrijk om eerst weten waar alles bij elkaar kwam. Dit ging gelukkig ook goed.
Onderzoek:
We begonnen met het opschrijven van alle eigenschappen van Dorkey. Vervolgens besloten we welke eigenschappen waar werden uitgebeeld. Daarna begonnen we met een schets maken.
Schets van Dorkey
Na het maken van de schets begonnen we een bouwplan te tekenen. Voordat we alles gingen uitsnijden wilden we natuurlijk eerst weten hoe alle onderdelen eruit gingen zien en hoe we ze in elkaar gingen stoppen.
bouwplan
Hierna verdeelden we de taken: ik zou het lijf en de vinnen/veugels maken, en Nick de kop en de staart. Iedere keer als iemand iets af had, keken we even hoe dat onderdeel het beste in de rest paste.
We gebruikten vooral de gleuftechniek.
Wat ging er goed?
De samenwerking ging heel erg goed. We hebben elkaar niet in de weggelopen en de communicatie was erg goed. Ook hadden we allebei leuke ideeën en we hebben ook al die ideeën kunnen verwerken in ons resultaat.
Wat kon er beter?
Dorkey is nog vrij open. We hadden hem iets beter kunnen afsluiten bij bijvoorbeeld zijn schild. Ook heeft Dorkey niet heel veel details, zoals bijvoorbeeld een schild-patroon op zijn schild of een harig effect op zijn kop.
Uiteindelijk zijn Nick en ik erg tevreden met het resultaat. We vonden het ook een leuke opdracht om te doen.
We kregen de opdracht om voor beeldend een ansichtkaart te maken van het Monster van Loch Ness. Daarbij moesten we gebruik maken van Oost-Indische inkt en ecoline. Het was de bedoeling het er zo eng mogelijk uit te laten zien en gebruik te maken van afsnijding. Maar zoals bij elke opdracht kan het wel eens anders gaan dan je zelf had gehoopt. Mijn monster leek meer op een felgroene "sok-monster". Iets wat ik niet had gehoopt.
Betekenis:
Het onderste monster is het resultaat.
maar nog niet groen geverfd.
We kregen een blaadje waarop de ansichtkaart al stond. We moesten alleen nog zelf het monster maken. Dit heb ik gedaan met Oost-Indische inkt en ecoline, zoals in de opdracht stond. Ik heb al eerder van het monster zelf gehoord en vind het vooral een grappige mythe, omdat hij gemakkelijk achterhaald kan worden met de hedendaagse technologie. Ik vond het dus een leuk onderwerp.
Vorm:
Ik heb geprobeerd het monster zo te tekenen dat je het gevoel zou krijgen dat het net langs je heen zou gaan. Dit is vooral in de schetsen gelukt. Ook heb ik gebruik gemaakt van afsnijding, waardoor je alleen het hoofd en een deel van de hals van het monster ziet, waardoor het lijkt dat het monster heel groot en heel dichtbij is.
Materie:
Ik heb de volgende materialen gebruikt:
- Potlood
- Papier
- Kroontjespen
- Ecoline
- Oost-Indische Inkt
- Kwast
Ik heb met deze materialen al eens gewerkt. Ik vond vooral de kroontjespen en de Oost-Indische inkt heel fijn. De ecoline vond ik echter helemaal niks. Het was te waterig of te licht voor mij. Ik kon er weinig detail mee aanbrengen en vond het niet prettig schilderen. Ik had liever normale verf gebruikt.
Beschouwing:
Ik heb de volgende afbeelding als inspiratie gebruikt:
T-Rex uit Jurassic Park
Ik heb zelf altijd gedacht dat het Monster van Loch Ness een soort zwemmende T-Rex was, daarom heeft dit plaatje me heel erg geholpen om een beeld te vormen bij mijn idee. Dit plaatje heeft me ook geholpen om het monster van de schuine zijkant af te beelden en te laten lijken alsof hij net langs je heen gaat.
Ik had ook in gedachten om het Monster van Loch Ness de huid van een dinosaurus te geven, maar dit is uiteindelijk helaas niet gelukt.
Werkwijze:
Ik had al eens eerder met deze materialen gewerkt, en deze opdracht herinnerde me eraan hoe leuk ik schrijven met Oost-Indische inkt en een kroontjespen vond, en wat voor een hekel ik aan ecoline had.
Ik vond het erg lastig om het monster een huid te geven met ecoline. Maar ik vond het ook lastig om de basis van het monster te maken. In de schetsen was het uiteindelijk redelijk goed gelukt, maar dat was helaas niet meer terug te zien in het eindresultaat.
Onderzoek:
Na de onderste schets wilde ik beginnen aan het eindwerk.
Ik begon met het snel na schetsen van het plaatje. Daarna heb ik geprobeerd het monster een huid met potlood te geven, maar ik kwam er al snel achter dat ik daar niet tevreden mee was. Toen heb ik geprobeerd de basisvorm van het monster wat beter te maken en de ogen wat enger. Ik vond het verschil tussen die schets en de eerdere heel groot en was er best tevreden mee, dus ik besloot om daarna het monster voor het echt te tekenen. Dit pakte echter niet uit zoals ik het wilde, en ontstond er een groen "sok-monster".
Wat vind je geslaagd?
Ik had goed gebruik gemaakt van afsnijding; het monster leek nu heel dichtbij.
En ik had de opdracht gedaan: een eng monster maken. Veel mensen gaven ook aan bang te zijn voor mijn monster! Helaas kwam dat door andere redenen dan ik in eerste instantie in gedachten had...
Wat kon er beter?
Heel kort gezegd: mijn resultaat. De basis was niet goed, de huid was niet goed en het monster was gewoon lachwekkend in plaats van eng. Veel mensen gaven aan de komende dagen bang te zijn voor hun sokken, en ik kon ze geen ongelijk geven. Als het eindwerk meer op mijn laatste schets had geleken, was ik al een stuk tevredener geweest...
Al bij al was het een leuke opdracht om te doen, ook al heb ik niet gemaakt wat ik voor ogen had.
De zomer kwam tot een einde en dat kon maar één ding betekenen: er komt een beeldende opdracht met de herfst als thema. De opdracht was dat we een park moesten schilderen in herfstsferen en een zo realistisch mogelijke diepte erin verwerkte. Als voorbereiding op de les moesten we een aantal foto's maken van parken in de buurt, die je dan in de les kon namaken.
Dit was het resultaat:
Betekenis:
Bij mij in de buurt is een hondenuitlaatveldje en als je daar overheen loopt dan kom je langs deze weg, en aan het einde van deze weg kom je bij een heel groot veld met een speeltuin, doelpalen en nog veel meer. In de pauzes op mijn basisschool gingen we altijd daar naartoe om te spelen, dus ik kwam er heel vaak en ook heel graag. Ik heb de weg daar naartoe als inspiratie gebruikt voor mijn schilderij. Ik heb de bomen die naast de weg staan afgebeeld en het donkere struikje aan de linkerkant waar we nooit achter mochten.
Hieronder zie je een foto van het weggetje.
Vorm:
De opdracht was om een goede diepte-suggestie aan te brengen in het schilderij, en dat heb ik dus ook zo goed mogelijk geprobeerd. De diepte-suggestie is vooral goed te zien in de bomen en aan het pad. Dit heb ik gedaan door de bomen kleiner te maken naarmate ze verder weg stonden, en door het pad smaller te maken naarmate hij dichter bij de horizon kwam.
Materie:
We mochten de volgende materialen gebruiken:
- Kwast
- Potlood
- Verf (blauw, rood, geel, zwart en wit)
- Papier
Op de middelbare school heb ik kunst gehad, dus deze materialen waren voor mij niet nieuw. Wat voor mij wel nieuw was, waren de beperkte kleuren die we kregen. Hierdoor moesten we dus zelf kleuren mengen om bijvoorbeeld groen of bruin te krijgen. Dit was voor mij nog best een uitdaging, omdat ik lichtelijk kleurenblind ben; ik heb moeite met kleuren onderscheiden en haal ze dus vaak door de war. Ik heb dus regelmatig aan mensen moeten vragen of de ik de juiste kleuren had.
Ook was het verven voor mij een uitdaging, want dit vind ik vaak een moeilijk onderdeel van kunst.
Beschouwing:
Ik heb me laten inspireren door foto's van parken op het internet en door de parken in mijn eigen buurt. Ook hadden we op school tijdens de les oefeningen gedaan met diepte-suggesties; dit heeft mij heel erg geholpen. Toen we aan de slag gingen deed de docent het nog een keer voor, maar dan met verf. Hierdoor wist ik gelijk wat ik als eerste moest doen, en wat als laatst.
Maar het meeste heb ik me laten inspireren door mijn eigen foto van het weggetje, en dat is ook heel erg terug te zien in mijn resultaat, bijvoorbeeld in de bomen, het weggetje en de struiken.
Eerste stap: de grote lijnen
Werkwijze en Onderzoek:
Eerst begon ik met het tekenen van een kader op het papier, waarbinnen ik vervolgens mijn schilderij zou maken. Dit had ik nog nooit gedaan, maar ik vond het heel handig, omdat je niet zou uitschieten op de tafel. Ook vind ik het zelf niet mooi als een papiertje tot de randjes geverfd is, en dat gebeurde door het kader ook niet. Daarna heb ik met potlood een hele snelle compositieschets gemaakt, om vervolgens direct aan de slag te gaan. In de vorige les had ik geleerd dat het verstandig was om te beginnen met de grote lijnen en pas later met de details. Dit heb ik dus ook gedaan.
Tweede stap: iets meer details
Het werken met een diepte-suggestie was niet nieuw voor mij, maar het was zo lang geleden dat ik het voor het laatst gebruikt had, dat het wel nieuw aanvoelde. Desalniettemin was het niet al te lastig, omdat we er van te voren ook goed mee geoefend hadden.
Wat vind je geslaagd?
Ik ben heel tevreden met de linkerkant van mijn schilderij. Ik was eerst bang dat het bosje te donker was en daardoor mijn hele schilderij zou verpesten, maar achteraf was dat juist het tegenovergestelde en was het bosje juist het geen wat ik het mooiste vond.
Wat kon beter?
Zo goed als ik de linkerkant vind, zo saai vind ik de rechterkant. Er staan alleen een paar bomen. Ik vind het simpelweg te leeg. Ook had ik de kleurovergang naar de horizon beter kunnen doen. Aan de kleuren is niet te zien dat de laatste boom verder weg staat dan de eerste boom.
Al bij al ben ik tevreden met mijn werk, zeker voor een eerste opdracht.
Mijn naam is Daan Prins en ik zit in het eerste jaar van de pabo op HU Amersfoort.
In het eerste jaar is het maken van een weblog onderdeel van kunstvaardigheid.
Dit met de bedoeling om mijn ervaringen en projecten te delen